dinsdag 28 juni 2011

Le Grand Paris: de levende stad als Utopia

Dirk Vandenberghe | NRC | 28 juni 2011

‘Maar hoe moet dat dan met al die auto’s? Komen die dan in onze straat terecht? Wordt het hier dan niet één lange file?”

Op een koude februari-avond worden de bewoners van de straten rond de Place de la République warm gemaakt voor de herinrichting van het grote plein op de kruising van het derde, tiende en elfde arrondissement van de stad. De Place de la République is niet bepaald het mooiste of meest uitnodigende plein van Parijs. Het is eigenlijk nauwelijks veranderd sinds baron Haussmann in de tweede helft van de 19de eeuw met de sloophamer door de verpauperde binnenstad trok om er majestueuze pleinen en brede boulevards aan te leggen.

Of toch: de tramrails die er ooit lagen zijn allang weer verdwenen, want het begin van de 20ste eeuw was ook het begin van de Parijse metro. Waar ooit tram en paard en wagen vrij baan kregen, ligt nu een soort stadssnelweg. Zeven rijstroken richting de Place de la Bastille en de Marais. Zeven rijstroken richting Gare du Nord. Eén rijstrookje voor bus, taxi en fiets, dat wel. De linkerrijstrook wordt vaker wel dan niet geblokkeerd door bussen vol toeristen. En er zijn erg veel stoplichten, dat ook. Voor de rest: een stadssnelweg. Met een bijna permanente file.

De stadsarchitecten die als opdracht hebben om Parijs (inclusief de voorsteden, de banlieues) de komende jaren opener, groter en groener te maken, maken korte metten met het snelwegconcept. Als ergens halverwege dit decennium de vernieuwde Place de la République zich openbaart, dan zal het zijn als een enorme wandel-, kuier- en koffiedrinkzone. Een ideaal flaneergebied ter grootte van ongeveer drie voetbalvelden. Het auto- en busverkeer is dan naar twee smallere zones aan de rand van het plein verdrongen. Het wordt onmogelijk om gemotoriseerd het plein over te steken. Tegelijk futuristisch en idyllisch, dat wordt dit powerpoint-equivalent van de vergeelde ansichtkaarten uit 1900, waarop heren en dames arm in arm richting Boulevard Voltaire drentelden. Midden op de weg.

De buurtbewoners vinden het erg mooi. En jazeker, ze gaan allemaal genieten van een espresso in het zonnetje, zonder uitlaatgassen of ongeduldig gebrom van scooters voor het rode stoplicht. Maar waar moeten al die auto’s en al die scooters en al die toeristenbussen eigenlijk naartoe?

Op de powerpoint mag het er schitterend uitzien, de Parisiens zijn er niet van overtuigd dat dit allemaal gaat werken. Zij weten dat het op de Place de la République ook wel eens regent en ze hebben zo hun twijfels over de aangeharkte parkjes. Nu passeren ze iedere dag verwaarloosd groen, waar de daklozen hun tentjes en kartonnen huisjes hebben neergezet rond bevlekte matrassen. Mooie plannen tekenen is één ding, de Parijzenaar ervan overtuigen dat de tekening werkelijkheid zal worden is nog een hele klus voor de ambtenaren van het Hôtel de Ville.

Dat hebben die ambtenaren gedeeltelijk aan hun voorgangers te danken. Dit land van bouwers en ingenieurs (denk: Eiffeltoren, Concorde, hogesnelheidstrein) bracht een generatie ambitieuze denkers voort die in de vooruitgangsjaren zestig plannen smeedden voor de snelwegen in hartje Parijs. De boulevard met tunnels op de rechteroever van de Seine is een gevolg van deze politiek, maar ook daar komt een eind aan. Volgend jaar beginnen werkzaamheden aan de kades, om de stad weer overal aansluiting op de Seine te geven. Autotunnels moeten plaatsmaken voor wandelplatforms, een soort permanente versie van de zomerse Paris Plages, de kunstmatige stranden langs de Seine. Het worden kunstig, die als wijngaarden vormgegeven wandelboulevards die eraan moeten herinneren dat in een niet eens zo heel ver verleden op de heuvels van Parijs druiven werden geplukt.

Van de snelwegplannen is uiteindelijk alleen de beruchte Boulevard Périphérique voltooid, een 35 meter brede en 35 kilometer lange ringweg die de stad scheidt van de banlieue. De périphérique, of périf zoals de Parijzenaars hun ringweg met een mengeling van ontzag en afgrijzen noemen, is met ruim een miljoen auto’s per dag niet alleen het drukste stukje snelweg van Europa, het is ook een sociologische grens. Wie de périf oversteekt, komt uit de prachtige stad waar 2,2 miljoen gefortuneerden wonen, terecht in de troosteloze banlieues, synoniem voor rijen flatgebouwen, volgestouwd met 10 miljoen would-be Parisiens die dromen van een beter leven aan de andere kant van de muur van beton en asfalt. Dat is uiteraard een overdrijving: je kunt beter opgroeien in Neuilly-sur-Seine buiten de périphérique, (de kans bestaat dat je president van de republiek wordt) dan in Goutte d’Or in het 18de arrondissement (de kans bestaat dat je levenslang werkloos blijft). Maar het is een hardnekkig visioen dat zich heeft vastgezet in vele hoofden, in en buiten Parijs.

Uiteindelijk zijn de verkeerstechnische plannen van nu (het verminderen van het autoverkeer in de binnenstad, het aanleggen van een nog groter metronetwerk naar de buitenwijken) nog niets vergeleken bij de echte, grootse uitdaging voor Parijs: het wegwerken van de banlieues. De buitenwijken met de flatgebouwen moeten aansluiting krijgen op de oude binnenstad. Het is een werk van decennia: eerst het onderscheid laten vervagen tussen de gestigmatiseerde buitenwijken en de binnenstad en het vervolgens laten verdwijnen. Parijs wil er snel aan beginnen.

Dat project heet ‘Le Grand Paris’: infrastructureel een combinatie van twee nieuwe metronetwerken (kostprijs 35 miljard euro) en nieuwe stadsparken en woon- en werkzones in de meest moderne architectuur. Tien wereldvermaarde architectenbureaus, waaronder het Rotterdamse MVRDV, begeleiden het proces. Maar Parijs en het haast exclusief voor dit project bedachte ministerie voor de Stad kijken verder dan de infrastructuur. Zij hebben het over het creëren van een nieuwe stad: ecologisch verantwoord, sociaal en solidair. Het 7de arrondissement met de Eiffeltoren moet even belangrijk zijn als de nieuwe haven van Gennevilliers of het nieuwe treinstation van Aubervilliers in de noordelijke voorsteden. De straatrappers uit de banlieue zullen de gelijken zijn van de kunstenaars uit het tiende arrondissement.

Zoals dat altijd gaat, moet met de echte mobiliteit ook de sociale mobiliteit groeien. Want hoe fantastisch deze stad ook is, steeds minder Franse jongeren kiezen voor Parijs. Alleen al in Londen wonen 400.000 Fransen, meldt het Franse consulaat aldaar. Dat zijn behalve de traditionele bankiers, die werken in The City, steeds vaker ook jonge creatievelingen, die aangetrokken worden door het kosmopolitische karakter van de Britse hoofdstad. Juist die creatievelingen behouden voor de eigen, lichtelijk ingeslapen, stad zal een belangrijke uitdaging zijn voor dat Grote Parijs.

Le Grand Paris strekt zich uit over ongeveer 1.200 gemeenten in vijf verschillende departementen. In grote lijnen staan de burgemeesters, van grote voorsteden en kleine dorpjes, allen achter het project om van Parijs de stad van de toekomst te maken. Maar een administratieve eenheid wordt Grand Paris niet, daar zagen al die politici het voordeel niet van in. Want deel uitmaken van het grote Parijs is één ding. Maar mede verantwoordelijk worden voor de autostromen op en rond de Place de la République? Liever niet. Ook de nieuwe Parisiens moeten steeds opnieuw overtuigd worden van de zin van al die plannen.

Parijs fietst

De fiets wordt steeds populairder in Parijs – door de aanleg van fietspaden (die nog wel eens onverhoopt willen ophouden) en doordat fietsers de bus- en taxistrook mogen gebruiken. Het is ook te danken aan het vier jaar oude Vélib-systeem (‘Vélo Libre’). Al snel werd dat ‘Libre’ wegens diefstal en vandalisme betalend, maar sindsdien gaat het steeds beter met het fietsenplan. Januari 2011 was met 1,6 miljoen ritten op de grijze, logge Vélib de topmaand. Veel Parijzenaars kiezen voor hun eigen fiets, vaak een fixie, een van alle ballast ontdane racefiets, zonder versnellingen, het liefst in een fel kleurtje. Er is zelfs een fietsersbond.

Minister Schultz wil stofkam door de regels halen!

Den Haag.

NRC | Arjen Schreuder | 28 juni 2011

Minister wil procedures voor bouw en milieu vereenvoudigen

„Heeft u wel eens geprobeerd iets te bouwen”, vraagt minister Schultz van Haegen (Infrastructuur en Milieu, VVD). Bouwen is lastig in Nederland, door het grote aantal wetten en regels. „Ik heb thuis een tuinhuis van de buurman gekocht. Dat hoorde oorspronkelijk bij mijn eigen huis en ik wilde het er weer bij trekken. Twee jaar ben ik daarmee bezig geweest. Ik moest allerlei bezonningsschema’s laten maken.”

Hoe erg is het volgens u?

„De Wet milieubeheer kent 236 regeling en is sinds de inwerkingtreding [in 1993, red.] meer dan honderd keer gewijzigd. En er lopen nog twintig wijzigingsvoorstellen. Veel regels zijn ooit met goede bedoelingen tot stand gekomen, maar inmiddels zijn het er zó veel, dat je door de bomen het bos niet meer ziet.”

De regels zijn moeilijk te begrijpen?

„De regels zijn complex en onoverzichtelijk. In Nederland wordt iedere burger geacht de wet te kennen. In het omgevingsrecht is dat bijna niet meer mogelijk. Zelfs de beste omgevingsjuristen hebben er moeite mee. Ze zien dat twee wetten tegenstrijdige belangen beschermen en weten vervolgens ook niet welke wet voorrang heeft. We gaan de stofkam er doorheen halen.” De minister zoekt in haar papieren naar een voorbeeld en leest dan voor. „Almere bouwt een nieuw stadsdeel Almere Poort, maar tijdens de bouw heeft zich daar de zwaar beschermde bever gevestigd. Die mag niet verstoord worden. De gemeente loopt het risico van een bouwstop.”

Hoe moet dat worden opgelost?

„Daar moeten we nog over nadenken. Maar ik zou zeggen: laten we uitgaan van de omstandigheden op het moment van goedkeuring van het plan, toen er geen bever zat.”

U verwacht een groot draagvlak voor dit plan, schrijft u aan de Kamer.

„Iedereen heeft hier baat bij. Of je nou wilt bouwen of natuur wilt maken. Deze operatie is geen rechtse hobby. Dit wordt breed politiek gedragen. Ik merk het ook aan de reacties van gedeputeerden van verschillende signatuur. Die denken er net zo over als ik.”

En de milieuclubs?

„Ook als je in de natuur iets voor elkaar wilt krijgen, is het lastig door al die rigide regels.” Leest weer in haar papieren. „Een gekanaliseerde Brabantse beek, de Beerze, wordt in haar oorspronkelijke staat hersteld. Maar sinds de kanalisering komt ook de drijvende weegbree voor. Het vanuit natuurlijk oogpunt gewenste beekherstel botst met de instandhoudingsdoelen voor een soort die nota bene oorspronkelijk niet in de beek voorkwam.” Ze glimlacht.

Dus iedereen is ervoor?

„Hier heb je ook in het dagelijks leven wat aan. Misschien zijn de enige mensen die bezwaar maken, de mensen die van al die regels die we afschaffen hun beroep hebben gemaakt.”

Er wordt heel veel onderzoek gedaan?

„Ik denk dat we veel geld kunnen besparen. Alleen al op de plankosten is dat 10 procent. Dat kan oplopen tot 600 miljoen euro per jaar. Daar komen nog veel meer besparingen bij.”

U wilt meer ruimte voor ‘bestuurlijke afweging’. Hoezo?

„Bij de aanleg voor de Tweede Maasvlakte werd een milieueffectrapport geschreven van 6.000 pagina’s.” Ze spreidt haar armen breed uit. „Vervolgens zei de gemeenteraad van Rotterdam: dat is zo’n dik rapport, het zal wel kloppen. Er werd helemaal niet meer over gesproken! Bestuurders moeten hun verantwoordelijkheid nemen. Er zijn genoeg voorbeelden van bestuurders die zich achter procedures verschuilen.”

Meer ruimte voor bestuurlijke afweging, ook regionaal. Betekent dat geen rechtsongelijkheid? Dat je in Winterswijk wel iets mag bouwen en in Groningen niet? Dat je hier wel een geluidswal krijgt, maar daar niet?

„Nee, want daar zijn nationale regels voor. Er zijn wettelijke regels voor geluidhinder en daar moet iedereen zich aan houden.”

Dus je moet echt rekening houden met het milieu?

„Er wordt weleens gezegd dat ik in mijn schoonmaakwoede dit soort maatregelen neem om niets meer te hoeven beschermen. Dat is niet zo. We beschermen veel. Het gaat alleen eenvoudiger. En beter. Zodat bijvoorbeeld ook duurzaamheidsprojecten sneller worden uitgevoerd. Ik wil oplossingsgericht werken. Wat ik niet wil, is dat als je de snelweg A15 wilt doortrekken, dat iemand dan zegt dat kan niet, want daar is ook een Natura 2000-gebied. Nee, laten we dan kijken hoe we die weg kunnen aanleggen en tegelijkertijd de natuur beschermen.”

U wilt ook niet meer doen dan Europa verplicht stelt. Doen we dat zo vaak?

„Ik herinner me de discussie over de Europese kaderrichtlijn water. We konden aanvankelijk niet aan de normen voldoen, omdat we een heleboel kleine gebiedjes hadden aangewezen in plaats van veel grotere gebieden.” Ze tekent een cirkel met een dikke punt als vervuiling daarin. „Als ergens in een klein gebied een norm wordt overschreden, is het moeilijk dat te compenseren. In een groter gebied is dat gemakkelijker. Die discussie hebben we ook over de luchtkwaliteit gehad. We hebben een nationaal programma luchtkwaliteit gemaakt en grotere plangebieden aanwezen. Zodat dat ene punt waar de norm wordt overschreden geen hindernis hoeft te worden.”

Maar als je nu net naast dat ene minder schone punt woont?

Ze trekt met haar arm een denkbeeldige streep die daalt. „De lucht is de afgelopen jaren alleen maar schoner geworden.”

Wat is het ideaal?

„Minder regels. Tijdwinst. Besparing van kosten. Meer eigen verantwoordelijkheid van bestuurders. Niet uitgaan van wat niet kan, maar van wat wel kan. Dat is het leuke hiervan.”

De regels voor het bouwen in Nederland worden eenvoudiger. Dat schrijft minister Schultz van Haegen (Infrastructuur en Milieu, VVD) vandaag in een brief aan de Tweede Kamer. De minister wil één nieuwe Omgevingswet waarin alle regels voor de omgeving worden gebundeld. Nu zijn deze regels verspreid over meer dan zestig wetten, honderd AMVB’s (Algemene Maatregel van Bestuur) en honderden ministeriële regelingen. De versobering levert een besparing op van minimaal 600 miljoen euro per jaar. Ook hoopt het kabinet met dit plan veel tijd tijdens bouwprocedures te besparen, vooral door in het begin van de plannen de inspraak te organiseren en minder vaak min of meer gelijke onderzoeken naar alternatieven te laten uitvoeren. Maatregelen die uitgaan boven Europese milieunormen worden ingetrokken.

Voorbeelden

Knellende regels - Voor de nieuwbouw van het treinstation Utrecht Centraal moesten de winkels tijdelijk worden uitgeplaatst. Maar deze tijdelijke uitplaatsing is in strijd met het bestemmingplan. Om deze uitplaatsing toch te kunnen doen, is een tijdelijke vrijstelling met een uitgebreide procedure nodig. Die procedure wil het kabinet van 26 weken terugbrengen naar 8 weken.

Tegenstrijdige wetgeving - De aanleg van een fietspad – mogelijk geworden door kustverbreding – in het duingebied tussen Kijkduin en Hoek van Holland wordt belemmerd door de natuurbeschermingswet. Want het verstuiven van zand – mogelijk geworden door dezelfde kustverbreding – is een doel van het natuurbeleid. Het fietspad kan dit verstuiven belemmeren.

Rigide wetten - De gemeente Eindhoven is bezig een groot voormalig fabrieksterrein van Philips om te bouwen tot gebied voor wonen, werken, voorzieningen en cultuur. Er mocht aanvankelijk slechts vijf jaar worden afgeweken van het bestemmingsplan dat voorzag in grote industrie. Dat is nu vijftien jaar geworden. „Nu is het voor ondernemers eerder rendabel te investeren in de exploitatie van een monumentaal pand en nu is duurzame ontwikkeling beter mogelijk”, aldus het ministerie.

Knellende regels - De waterschappen verplichten tot baggeren van sloten ten oosten van de Reeuwijkse Plassen. Maar daarbij mag volgens de Flora- en Faunawet en de Natuurbeschermingswet geen verstoring optreden van broedende vogels, beschermde vissoorten (tijdens winter en de paaiperiode) en van overwinterende beschermde vogels. Daardoor kan er alleen nog maar in de maand september worden gebaggerd.

maandag 27 juni 2011

Zuid-Holland legt bouwen aan banden !!

Algemeen |  CoBouw |  Martjan Kuit  |  DEN HAAG -

Het beleid voor nieuwe woningen, kantoren en bedrijfslocaties in Zuid-Holland gaat flink op de schop. Grote bouwprojecten worden voortaan alleen in uitzonderlijke gevallen toegestaan.

Dat heeft gedeputeerde Liesbeth Spies van Ruimtelijke Ontwikkeling en Economische Zaken bekendgemaakt. Projecten die al in de Provinciale Structuurvisie zijn opgenomen, worden waarschijnlijk niet geschrapt, maar de kans dat nieuwe plannen groen licht krijgen, is erg klein. “Verzoeken voor nieuwe bedrijfsterreinen, kantoorruimte en woninglocaties zullen alleen nog bij uitzondering worden gehonoreerd.”

De gedeputeerde signaleert dat in de provincie veel bedrijventerreinen en kantoren niet worden gebruikt. “Ik wil ervoor waken dat we straks bouwen voor leegstand.” Het buitengebied is en blijft verboden terrein voor projectontwikkelaars. “De Provinciale Ruimtelijke Verordening staat vrijwel geen nieuwe bebouwing toe in het open landschap.” En dat blijft zo. De provincie gaat zich wel soepeler opstellen tegenover nieuwe, kleinschalige bebouwing of herbebouwing in het buitengebied. De bescherming daarvan is nu te knellend, vindt Spies. “Dat zit de leefbaarheid soms in de weg”, verklaart zij. De provincie gaat bij de woningprogrammering meer op typen en minder op aantallen woningen sturen.

Spies neemt hiermee een voorschot op de decentralisatie die minister Schultz gaat doorvoeren. Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en bedrijventerreinen laat het Rijk voortaan over aan provincies en de gemeenten. “De precieze uitwerking hiervan voor de provincie Zuid-Holland kan ik op dit moment nog niet met schaartje uitknippen”, geeft de gedeputeerde toe. “Wat ik wel weet is dat we ons volumebeleid grondig moeten herijken.”

Hoe de maatregelen in de praktijk uitpakken is nog onbekend. Dat wordt de komende maanden duidelijk, wanneer de nieuwe Structuurvisie wordt vastgesteld.

De gemeenten hebben volgens de gedeputeerde “begripvol” gereageerd op de plannen. “Maar ik voorzie dat gemeenten, eenmaal geconfronteerd met een nee, nog pittige discussies met de provincie zullen willen voeren.”

zaterdag 25 juni 2011

Huizenkopers moeten juiste prikkels voelen


Verbraeken, H. Financieel Dagblad

zaterdag 25 juni 2011

Wonend Nederland werd afgelopen week kortstondig opgeschrikt door het nieuws dat het kabinet overweegt om iets te doen aan de overdrachtsbelasting. Meer over dit onderwerp
 'Regeerakkoord laat ingrijpen toe' Veeg het Rabo-plan niet direct van tafel Vertrouwen in woningmarkt daalt verder Annuïteitenhypotheek jaagt huizenkoper flink op kosten'Ontzettend vervelend', zegt buitengewoon hoogleraar woningmarkt aan de UvA, Johan Conijn. 'Zoiets moet zonder publiek debat, "overnight" worden ingevoerd. Dit moet je doen, niet erover praten.' Hij vreest dat de al aarzelende kopers op de markt nog meer worden afgeschrikt.

Het nieuws volgt op eerdere oprispingen de afgelopen weken, die ook verwarring veroorzaakten. Zo stelde tien dagen geleden Rabobank-topman Piet Moerland tot veler verrassing voor om banken voortaan alleen nog maar annuïtaire hypotheken te laten verlenen. Dat levert de Staat de financiële ruimte, zo redeneert Moerland, om de markt te bevrijden van de gehate overdrachtsbelasting op koophuizen. Als dan maar de hypotheekrenteaftrek de komende twintig jaar niet meer onder vuur komt te liggen, zo voegt de bank er snel aan toe.

Verwarring

Het kabinet geeft ondertussen zelf niet minder verwarrende signalen af. Op basis van het regeerakkoord zou alleen de huursector worden aangepakt, om de problematische prijskloof tussen huur- en koopsector te dichten. Zo mogen de huren van vrijkomende woningen in de tien drukste woonregio's in Nederland met euro 120 per maand omhoog.

Tegelijk wil het kabinet de hypotheekrenteaftrek ongemoeid laten. In het regeerakkoord valt dan ook geen woord over de koopsector te lezen. Maar toch grijpt het kabinet stevig in in de hypothecaire kredietverlening. Dat doet het via aanscherping van de financieringsnormen. Per 1 augustus wordt het aflossingsvrije hypotheekdeel beperkt tot 50% en mag het maximale hypotheekbedrag de 110% van de woningwaarde niet overstijgen. Een 100%-spaar- of beleggingshypotheek mag wel.

Bovendien verscherpt ook de NHG nog eens de normen voor hypotheekgaranties, in samenspraak met het Nibud, het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting. Aangezien in 2010 bij bijna 80% van de woningaankopen sprake was van NHG-garantie, drukt de stichting zo een wel erg zwaar stempel op de markt, oordeelt Taco van Hoek, directeur van het Economisch Instituut voor de Bouw. 'Een instituut dat beoogde de toegankelijkheid van het eigen woningbezit voor specifieke groepen te verhogen, is doorgeslagen in een richting die nu zelfs goede risico's rantsoeneert.'

Markt klaagt

De markt begint over die verscherpte financieringsnormen dan ook steeds scheller te klagen. Rabo-bankier Moerland ziet momenteel te weinig mogelijkheden om rekening te kunnen houden met inkomensontwikkeling van klanten, zo meldde hij medio juni. 'De normen zijn veel te strak.' Ook projectontwikkelaars nemen naar verluidt waar dat momenteel veel kopers van nieuwbouw afhaken door verscherpte hypotheekverleningscriteria.

Het wordt daarom hoog tijd dat dit kabinet eens orde op zaken stelt en een brede, integrale hervorming van de woningmarkt aankondigt. De tekenen zijn echter niet goed. De aangekondigde Woonvisie van minister Donner is volgens ingewijden 'heel mager'. 'Omdat de hypotheekrenteaftrek niet bespreekbaar is', aldus een bron. 'Er komt geen goede analyse van deze slecht functionerende woningmarkt.'

De burger, de huizenbezitter voorop, dreigt zo in onzekerheid achter te blijven; onnodig, want prikkels om de markt wél weer in beweging zetten, zijn ruim voorhanden, zoals de zeven hieronder.

1. Schaf de belasting op woningverkoop af

Afbouw van de overdrachtsbelasting zal doorstroming op de woningmarkt stimuleren. Die bedraagt 6% van de koopsom. Afschaffen kost de overheid euro 2,5 mrd per jaar. Het is een belasting op mobiliteit op woning- en arbeidsmarkt, en werkt negatief op verkeer en milieu.

Er is de afgelopen decennia vaak geroepen deze 'verhuisboete' af te schaffen, door politieke partijen - zelfs in de jongste verkiezingsprogramma's van VVD, D66 en GroenLinks - en door tal van economen, zoals die van het Centraal Planbureau. EIB-econoom Taco van Hoek noemt het na de huurregulering (van de totale huurvoorraad wordt circa 94% van de huren gereguleerd) de meest verstorende factor op de woningmarkt. Afbouw van deze belasting kan ook in fasen: bijvoorbeeld eerst over de eerste euro 50.000 en dan steeds meer.

2. Voer een bezitsbelasting in

Het afschaffen van de overdrachtsbelasting is niet gratis. Er moet dus een gat in de begroting worden gedicht, maar dan wel op een manier die doorstroming niet belemmert.

Een goede methode is de heffing van een bezitsbelasting (ook in plaats van het eigenwoningforfait) over de WOZ-waarde van de eigen woning. Voordeel van deze manier van belasten is dat huizenbezitters niet langer wachten met de verkoop van hun huis in de hoop dat ze met een toekomstige prijsstijging hun eerder betaalde overdrachtsbelasting kunnen terugverdienen.

De belasting levert ook extra geld op van corporaties. Door de liberalisering van de sociale huursector kunnen die op hogere huren rekenen. Dat leidt tot stijgende WOZ-waarden en dus tot extra inkomsten voor de fiscus.

3. Voer annuïtair regime in bij hypotheekaftrek

De politieke verdeeldheid over de toekomst van de hypotheekrenteaftrek zet een rem op de koopmarkt. Tegelijk is het een feit dat de maatregel in zijn huidige vorm zeer duur is voor de staatskas.

Schep daarom duidelijkheid door het fiscaal behandelen van hypotheken als een annuïtaire lening die wordt afgelost. Ongeacht of de huiseigenaar jaarlijks werkelijk aflost of niet.

Deze ingreep laat de hypotheekrenteaftrek als principe ongemoeid, maar bestrijdt 'moderne' hypotheekvormen die slechts bestaan om de aftrek maximaal uit te melken en stimuleert aflossen. Een annuïtair aflossingsregime betekent een besparing voor de schatkist van euro 5 mrd op een bedrag van euro 11 mrd dat het Rijk momenteel jaarlijks derft aan hypotheekrenteaftrek.

4. Stop betutteling bij hypotheekfinanciering

De 'rantsoenering' van consumptieve uitgaven door het kabinet en de Autoriteit Financiële Markten moet tegen het licht worden gehouden.

De norm van 4,5 maal het jaarinkomen voor een hypotheek dwingt jonge koopstarters (gemiddeld 30 jaar) nu tot langjarige onderconsumptie op woongebied. In de praktijk daalt de hypothecaire last in vijf jaar vaak al tot 3,5 maal het jaarinkomen, een gevolg van stijgende inkomens. Snel een meer luxe huis aanschaffen doen starters (vanwege eenmalige kosten) vervolgens niet.

De vrees dat lenende starters wanbetalers worden, is onterecht. 'De problemen met defaults in Nederland zijn extreem laag. Nederland scoort internationaal zeer goed', zegt UvA-hoogleraar Johan Conijn.

5. Maak huren meer marktconform

Het huidige kabinetsbeleid stimuleert nog steeds lage- en middeninkomens om te huren en hoge inkomens om te kopen. Dat resulteert in een gebrekkige doorstroming tussen huur- en koopwoningen, omdat de financiële stap van corporatiewoning naar private huur of koop te groot is.

Daarom moeten de huren meer marktconform worden, met ondersteuning voor lage inkomens via meer huurtoeslag. Het kabinet werkt daar al aan - het probeert inkomens boven de euro 43.000 in de gereguleerde huursector jaarlijks een extra huurverhoging van maximaal 5% te laten betalen - maar die aanpak loopt tot nu toe vast op uitvoeringsproblemen. Het is de vraag of de fiscus private bedrijven (de corporaties) inkomensgegevens van hun klanten mag verstrekken.

6. Geef corporatie vrijheid tot 'huursombenadering'

Corporaties in tien drukke regio's mogen hun huren met 25 punten oftewel euro 120 per maand ophogen. Voor nieuwe gevallen. Ook dat is nu een instrument van Donner om scheefwonen aan te pakken. Maar zittende huurders blijven buiten schot en blijven dus zitten.

Een alternatief is het idee van hoogleraar Johan Conijn aan de UvA. Volg de 'huursombenadering'. Een corporatie mag haar huur dan verhogen met een door het kabinet opgelegd percentage, maar binnen haar woningbestand differentiëren, voor alle zittende huurders.

Een maatregel van twee vliegen in één klap. Zo kan een corporatie immers zittende, scheefwonende huurders zwaarder belasten en tegelijk huurders met lagere inkomens ontzien.

7. Verlaag de staatssteungrens voor corporatiewoningen

De middeninkomens (boven de euro 33.000) kunnen nauwelijks meer in de corporatiesector terecht als gevolg van Brusselse regelgeving. Corporaties krijgen via geborgde financiering staatssteun en mogen dat voordeel niet doorschuiven naar de middeninkomens. Dat zou valse concurrentie zijn met commerciële partijen.

Het aanbod van woningen voor middeninkomens kan echter eenvoudig worden vergroot als de Staat minder geborgde financiering verstrekt, zegt UvA-hoogleraar Johan Conijn. Door de grens te verlagen tot woningen met een maandhuur van maximaal euro 550 (tegen nu euro 652) worden meer woningen vrijgespeeld voor middeninkomens.

Bijkomend voordeel: minder staatssteun kan zeker rekenen op sympathie vanuit Brussel.

dinsdag 14 juni 2011

Nationale Ruimtelijke Regimes 'Ik geloof niet dat het één grijze plaat wordt'

Interview Melanie Schultz, minister van infrastructuur en milieu, schrapt regels ruimtelijke ordening
VAN ONZE VERSLAGGEVERS DOUWE DOUWES, RON MEERHOF
DEN HAAG

Volkskrant 14-06-2011
 
De minister wil gemeenten zelf laten bepalen waar een bedrijfsterrein komt. 'Ik heb niks tegen België.'

Achter het imposante bureau waarachter van oudsher de minister van Verkeer en Waterstaat zat, hangen van oudsher drie kaarten, met daarop de belangrijkste spoor-, vaar- en snelwegen van Nederland. Sinds kort is op de kamer van Melanie Schultz een nieuwe kaart neergezet. Een beetje verdekt opgesteld staat op een statief een kaart met de belangrijkste infrastructuur- en gebiedsontwikkelingen. Want in het nieuwe kabinet gaat de minister van Verkeer óók over ruimtelijke ordening.
Het is een minder mediageniek dan de proef met 130 kilometer per uur die ze op vier snelwegen begon. Maar wee degene die denkt dat ruimte een ondergeschoven kindje op 'Infrastructuur en Milieu' is. Ruimtelijke ontwikkeling is cruciaal voor economische ontwikkeling in Nederland, maakt Schultz duidelijk. 'Maar dan moet het roer wel om.'
'Ik heb een pand in Leiden waar ik een paar jaar geleden een achterhuis van de buren bij heb gekocht', vertelt Schultz. 'Dat hoorde tot 1920 bij ons huis. Nadat ik het had kunnen terugkopen, heb ik er twee jaar over gedaan om de vergunning te krijgen. Voor het herstel van de oorspronkelijke situatie!'
Nog een voorbeeld uit eigen ervaring. 'In Leiden heb je de Oostvlietpolder. Daar wilde de gemeente een nieuw bedrijfsterrein maken, ik was wethouder. Het was een 'rijksbufferzone'. Toenmalig minister Pronk kwam op bezoek, behalve om die halve kilometer te bekijken, ook om te zien of het niet te dicht bij volkstuintjes lag. De verbazing die ik toen had, die heb ik nog steeds. Daar is wel een zaadje geplant. Je moet weten: die polder is een weiland ingesloten door een paar wegen.'
Het kabinet wil dat gemeenten en provincies voortaan zelf besluiten of op zo'n plaats een industrieterrein mag komen. Het opruimen van 26 'nationale regelingen', die gebieden onder meer tegen verrommeling moeten beschermen, moet de lagere overheden meer vrijheid geven. 'Als je al die regelingen op de kaart van Nederland legt, houd je geen wit plekje meer over. Elk gebied valt wel onder een of andere status. In de vorige nota Ruimte zat het principe 'decentraal, tenzij'. Als je kijkt hoe dat heeft uitgewerkt, dan ligt toch nog van alles vast op nationaal niveau. We gaan nu heel specifiek benoemen: wat is nou echt van nationaal en internationaal belang, waarvoor wij als Rijk verantwoordelijkheid willen dragen? En de rest laten we los.'
Maar elke gemeente wil toch zijn eigen industrieterreintje? Daar is het meest aan te verdienen.
'Ik was pas in Eindhoven. Daar zetten ze nu hele platanenrijen neer - juist omdat ze een grotere economische aantrekkingskracht willen hebben. Ze willen een interessante internationale vestigingsplaats zijn. Die lokale overheid kiest dus voor vergroening. De gedachte is altijd dat als je dit aan de gemeentes overlaat, het één grote grijze plaat wordt. Dat geloof ik niet. Zij hechten ook aan groen, aan ruimte, aan recreatiemogelijkheden.'
Meer vrijheid, minder regels. Moeten we meer België worden? Niet veel mensen zien dat als een geweldig voorbeeld als het om ruimtelijke ordening gaat.
'Haha! Volgens mij is dat een typisch Nederlandse opmerking: wij houden van dat geordende en gestructureerde, voorgeplande. Kijk naar Almere en het particulier opdrachtgeverschap. Ik ben in die wijken geweest. Als je ziet wat voor een flow daarin zit, hoe mensen met lage én hoge inkomens hun eigen woningen kunnen creëren. Vinden we al die uniforme rijtjes die we met elkaar hebben gemaakt nou echt mooier dan wat daar plaatsvindt? Dus nee: ik heb niks tegen België.'
Het klinkt alsof welstandscommissies zich ook zorgen moeten maken.
'Volkshuisvesting valt formeel onder minister Donner van Binnenlandse Zaken. Als je mijn mening vraagt: ik denk dat ze in het verleden heel veel hebben tegengehouden. Het was afhankelijk van de samenstelling van de welstandscommissie wat je wel en niet mocht. Daar zaten geen duidelijke spelregels aan. Het is volgens mij veel beter dat een gemeente een stedebouwkundig beleid heeft, dan zo'n commissie die bepaalt of het past bij wat zij op dat moment een goede welstand vinden.'
'Lastig niet. Al zou het wel heel mooi zijn om ruimtelijke vraagstukken als natuur en wonen in één ministerie te hebben. Er zullen nog wel meer fusies komen. Dan lijkt het me logisch al die verwante terreinen bij elkaar te voegen.'
Vijf voorbeelden van 'Nationale Ruimtelijke Regimes' die niet langer op rijksniveau worden geregeld:
Behoud, beheer en versterking van de landschappelijke, cultuurhistorische en recreatieve kwaliteiten van de nationale landschappen
Vrijwaring van rijksbufferzones van verdere verstedelijking en versterking van de (dag) recreatieve functie van de rijksbufferzones
Integrale afweging met betrekking tot de verstedelijkingsopgave van de Bloemendalerpolder met tenminste tweederde deel duurzaam groen en een recreatief aantrekkelijke invulling
Behoud Panorama's vanaf Infrastructuur ('Snelwegpanorama's')
Integrale afweging met betrekking tot de verstedelijkingsopgave Valkenburg met adequate ontsluiting en een ruime groene bufferzone